Het ó zo boeiende transgenderbrein

Als ik zeg dat ik bestaansrecht heb omdat ik nu eenmaal besta dan is daar niets tussen te krijgen. Dan heb ik geen hulp nodig van gretige hersenonderzoekers om erkenning voor mij te regelen. Helaas gretige onderzoekertjes zijn maar al te gretig. Dus is er weer eens een onderzoekje wat mij van discriminatie komt redden. Een onderzoekje dat mij komt helpen erkenning te krijgen bovendien.

Het vaststellen van een biologische basis voor genderdysforie kan transseksuele mensen helpen om de erkenning, steun en eventueel ook behandeling te verkrijgen die ze nodig hebben.

Dat is althans de hoop van de betreffende onderzoeker. Die hoop schokt mij. Er is namelijk iets ethisch ernstig mis met die hoop om bij te dragen aan erkenning van transgender personen. Want wat nou als jou hersenonderzoek nu helemaal niets aantoont? Heb je dan het bewijs in handen om transgender personen wel te mogen discrimineren? Kan je dan stellen dat behandeling onterecht is als een hersenscan negatief is voor “genderdysforie“?

De geachte onderzoeker zal vast stellen van niet, de cisgender mens die transgender personen het leven zuur maakt zal er maar al te blij mee zijn. Of je onderzoek nu iets laat zien of niets, ethisch begeef je je op gevaarlijk terrein. Je doet namelijk niet voor niets dat onderzoek lijkt mij en de uitkomst staat nog niet vast mag ik hopen. Dat daar niet bij stil wordt gestaan door een onderzoeker aan een van de beste universitaire ziekenhuizen van Nederland, het LUMC, bewijst vooral het medisch paternalisme richting transgender personen.

Transgender personen zijn enkel een interessant onderzoeksobject. En blijkbaar een goed excuus voor doelloos hersenonderzoek. Nadenken over emancipatie en zelfbeschikking is deze medsich onderzoeker van het LUMC niet eigen. Het enige wat voor hem geld is verantwoording van zijn onderzoek, en helaas voor hem zoekt hij dat op de verkeerde plek vanuit de verkeerde motieven. De eigenlijke reden van zijn onderzoek is blijkbaar bijzaak.

Ook zouden ze inzicht kunnen geven in de effecten van behandeling met puberteitsremmers en geslachtshormonen van de andere sekse.

Dat is nu een enigzins acceptabele reden voor onderzoek, maar de “ook” toont aan dat het voor deze onderzoeker niet de prioriteit heeft. Het blijft de vraag of dit soort onderzoek voor de transgender jongeren zelf nuttig kan zijn. Maar daar praat niemand over, tenzij je dus gelooft dat het nuttig is om hun diagnose en erkenning mogelijk te maken.

Dus lieve hersenonderzoekers die transgenderbreintjes ó zo boeiend vinden, zoek een beter vakgebied. Met jullie als bondgenoot in onze emancipatie blijven we “slachtoffers van het noodlot”, zoals een journalist het ooit in een goedbedoeld fotoboek opschreef. En helaas, we hoeven niet gered te worden van dat noodlot. Het bestaat namelijk niet. Dus door hersenonderzoekers hoeven we er ook niet gered te worden. Wij bestaan wel, meer reden voor “erkenning” en toegang tot medische zorg heb je niet nodig.